-
1 entente
entente [ãtãt]〈v.〉1 (goede) verstandhouding ⇒ wederzijds begrip, eensgezindheid♦voorbeelden:entente dirigée contre qn. • samenzwering tegen iemandentente secrète, tacite • stilzwijgende overeenstemmingf2) overeenkomst, afspraak3) kartel -
2 harmonie
harmonie [aarmoonie]〈v.〉4 harmonie ⇒ overeenstemming, regelmaat5 eendracht ⇒ eensgezindheid, goede verstandhouding♦voorbeelden:être en harmonie avec • goed samengaan met→ tablef1) harmonie, samenklank2) harmonieleer4) overeenstemming, regelmaat -
3 mieux
mieux [mjeu]〈bijwoord; ook m.〉♦voorbeelden:aimer mieux • liever willenil ferait mieux de • hij zou er beter aan doen teà qui mieux mieux • om strijdqui mieux est • wat nog beter isd'autant mieux, tant mieux • des te beterde mieux en mieux • hoe langer hoe beterun exemple qui n'est pas des mieux choisis • een niet zo goed gekozen voorbeeldil a changé en mieux • hij is zijn voordeel veranderdau mieux • op zijn bestêtre au mieux avec qn. • een zeer goede verstandhouding hebben met iemandle mieux du monde • uitstekendpour le mieux • zo goed als het kanun léger mieux • een lichte verbeteringon ne peut mieux • uitstekend, prima→ tardadvbeter, best -
4 amitié
amitié [aamietjee]〈v.〉2 gunst ⇒ genoegen, groet♦voorbeelden:se lier d'amitié avec qn. • vriendschap met iemand sluitenprendre qn. en amitié • vriendschap voor iemand opvattenpar amitié • uit vriendschapfaites-moi l'amitié d' assister à ma fête • doe me een genoegen en kom op mijn feestje→ cadeau1. f 2. amitiésf pl -
5 union
union [uunjõ]〈v.〉1 unie ⇒ (ver)bond, vereniging, genootschap2 vereniging ⇒ samenvoeging, eenwording, verbinding3 eensgezindheid ⇒ eendracht(igheid), eenheid, (goede) verstandhouding♦voorbeelden:union de partis • (samen)bundeling van partijenunion conjugale • echtverbintenisunion libre • (het) ongehuwd samenwonen→ traitf1) unie, verbond2) vereni-ging, samenvoeging -
6 fraternel
fraternel [fraaternel]1 broederlijk, zusterlijk ⇒ 〈 bijvoeglijk naamwoord ook〉 broeder-, zuster- ⇒ 〈 bijwoord ook〉 als broers, zusters♦voorbeelden: -
7 l'amitié entre les pays
l'amitié entre les pays -
8 vivre fraternellement avec qn.
vivre fraternellement avec qn.Dictionnaire français-néerlandais > vivre fraternellement avec qn.
-
9 être au mieux avec qn.
être au mieux avec qn. -
10 intelligence
intelligence [ẽtelliezĵãs]〈v.〉1 intelligentie ⇒ (hoog) verstandelijk vermogen, verstand, intellect♦voorbeelden:avoir l'intelligence vive • vlot van begrip zijndoué d'intelligence • verstandelijk begaafdavoir une bonne intelligence des faits • de feiten op zijn duimpje kennenavoir des intelligences dans la place • geheime contacten hebben met de vijand in de belegerde vesting; 〈 figuurlijk〉contactpersonen, introducties hebben in een moeilijk toegankelijke kringvivre en bonne, mauvaise intelligence avec qn. • in goede, slechte verstandhouding met iemand leven1. f1) intelligentie, intellect, verstand2) inzicht, begrip2. intelligencesf pl -
11 vivre en bonne, mauvaise intelligence avec qn.
vivre en bonne, mauvaise intelligence avec qn.in goede, slechte verstandhouding met iemand levenDictionnaire français-néerlandais > vivre en bonne, mauvaise intelligence avec qn.
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский